De gerechtelijke dwaling van 1841 te Kortenberg

Eén van de mooiste Kortenbergse gebouwen is de pastorie in de Kiewitstraat. Ze is prachtig gerestaureerd. In de nacht van 5 op 6 mei 1841 verbleven hier de oude pastoor Joannes Michaël Gaetshof (1763-1842), die op sterven lag, zijn neef de 26 jarige Joannes Michael Gaethofs, onderpastoor van Herk-de-Stad, de twee pastoorsmeid en Anna Maria Van Opdekom en Maria Catharina Claes, en een dagloonster Catharina Janssens. Die nacht werd de pastorie overvallen.

Geld, een zilveren uurwerk en een mes waren verdwen en. Het ging om een bedrag ter waarde van 200 BEF. Toen de dieven vertrokken waren luidde Catharina Janssens om 2 uur ’s nachts het klokje van de pastorie. Francis Huyens, die voor de pastorie woonde, haalde de Kortenbergse rijkswacht. De rijkswacht constateerde dat de dieven langs het venster van de keuken binnengedrongen waren. De buren in de richting van Everberg hadden ’s nachts een hond horen blaffen. De 4de buurman Jacobus Van Beethoven had drie mannen voorbij zijn venster zien gaan, waarvan één met een stijf been. Op 9 mei 1841 werden drie leurders uit Lier aangehouden: Henri Bonné, Jan-Baptist Bonné en Jan-Baptist Geens. De drie mannen waren opgemerkt in Kortenberg op 5 mei 1841 in de herberg De Keizer van Jan-Frans Van Espen op de Leuvensesteenweg en aan de deur van burgemeester Lambert Joseph Schuermans.

Ze kochten antiek (beelden, schilderijen, oude zakhorloges) op. Via Vrebos en de Troost trokken ze over Leefdaal, Korbeek-Dijle, OverijseTerlanen naar Duisburg. Daar werden ze aangehouden op 9 mei 1841 in de hoeve Vanderlinden, waar ze de nacht doorbrachten. De onderpastoor van Herk-de -Stad herkende geen van de drie, de pastoor en de meiden herkenden ze wel. De drie beklaagden waren analfabeet. De twee Bonnés hadden geen blanco-strafregister. Ze waren in 1817 tot 13 maanden gevangenisstraf veroordeeld wegens diefstal. Op 20 mei 1842 verscheen de zaak Bonné-Geens voor het Hof van Assisen van Brabant. De drie betichten kregen de doodstraf van de jury met 7 stemmen tegen 5 en van het Hof met 3 stemmen tegen 2. Er was dus zeker geen eenparigheid van stemmen. De doodstraf werd omgezet in levenslange dwangarbeid.De drie veroordeelden werden een uur te Brussel op de Grote Markt aan de kaak gesteld of te gen de schandpaal geplaatst. Daarna verdwenen ze in de gevangenis van Gent, het Leuven-Centraal van onze tijd. Enkele tijd later kwam de kat op de koord. De 35 jarige Petrus Janssens, een baardscheerder uit Sint-Jans-Molenbeek, onthulde dat hij samen met drie andere kornuiten de misdaad in de pastorie te Kortenberg begaan had. Zijn drie medeplichtigen waren: Edward Forrison, een 35- jarige koetsier te Brussel, Gerard Ervel, een 54 jarige herbergier, en Johannes De Cock, een 72-jarige schipper uit Boom. De zaak kwam opnieuw voor het Hof van Assisen van Brabant. Janssens en Forrison kregen de doodstraf. De twee anderen werden veroordeeld tot levenslange dwangarbeid en brandmerking met een gloeiend ijzer. Op 31 juli 1843, twee jaar na de feiten te Kortenberg, bevestigde het Hof van Assisen te Antwerpen de onschuld van de drie Lierenaars Bonné en Geens en dezelfde avond werden ze in vrijheid gesteld. Ondertussen was Pastoor Gaethofs reeds gestorven in 1842 en opgevolgd door pastoor Joannes Henricus Aerts, die in 1851 van zijn pastorie een middelbare school maakte. De zaak bleef berucht in de juridische geschiedenis van België. De bekende procureur – generaal De Bavay schreef ‘La peine de mort au point de vue pratique et historique ‘. Het was de redevoering, die hij uitsprak bij de opening van het Hof van Beroep op 15 oktober 1862. Hierbij weidde hij uit over de gerechtelijke dwaling van Kortenberg van 1841. Eén van de nadelen van de uitvoering van de doodstraf was immers de mogelijkheid van een gerechtelijke dwaling, aldus de procureur-generaal.

Joannes Michaël Gaethofs (°1814 - +29 december 1864), deken in Herk-de-Stad van 1860 tot 1864, werd genoemd naar zijn peetoom-pastoor met dezelfde naam Joannes Michaël Gaethofs (1763-1842). Deze woonde in de pastorij in Kortenberg, dichtbij de abdij en bezat een vrij grote bibliotheek van 1000 – 1500 boeken. Als onderpastoor van Herk-de-Stad ging hij hier af en toe op bezoek. Zo ook in de meimaand van 1841 toen zijn nonkel ziek was. In de nacht van 5 op 6 mei 1841 werden ze overvallen door rovers. De bandieten die eerst gevat waren, kregen de doodstraf maar bleken niet de daders te zijn. Na bekentenissen van een baardscheerder uit Sint-Jans-Molenbeek werden de juiste daders berecht en spreekt men van de ‘Kortenbergse gerechtelijke dwaling’. Hij was pastoor in Viversel van 1835-1870 waar hij in 1859 de kerk liet vergroten en de pastorij bouwen.